donderdag 1 juni 2017

De privacy van de correspondenten van een gestorven meisje

 
Ik blijf de vraag of overleden mensen nog recht hebben op privacy, interessant vinden. Vandaag las ik in de NRC over de uitspraak van een rechter in Duitsland in een zaak die tegen Facebook was aangespannen. Meestal is Facebook in dit soort zaken degene die de privacy-regels overtreedt door te veel te bewaren of te delen. In dit geval ligt het iets anders.
Het gaat om een meisje dat in 2012 - toen ze 15 was - gestorven is. Haar moeder wil inzage in haar chatberichten, omdat ze denkt dat haar dochter zelfmoord gepleegd heeft. Ze stelde dat deze chats te vergelijken zijn met een doos brieven, die na het overlijden van de ontvanger ook aan de erfgenamen toevallen.
Facebook weigerde de berichten vrij te geven, omdat dit inbreuk maakt op het recht op privacy van de mensen waar de dochter mee gechat heeft. Zij gaan er van uit dat de chats vertrouwelijk zijn en blijven.
Met een beroep op de Duitse telecommunicatiewet stelt het gerechtshof nu dat Facebook gelijk heeft.
Selbst wenn man davon ausgehe, dass dieser Account in das Erbe falle und die Erbengemeinschaft Zugang zu den Account-Inhalten erhalten müsse, stehe das Fernmeldegeheimnis nach dem Telekommunikationsgesetz entgegen. Dieses Gesetz sei zwar ursprünglich für Telefonanrufe geschaffen worden. Das Fernmeldegeheimnis werde jedoch in Art. 10 Grundgesetz geschützt und sei damit eine objektive Wertentscheidung der Verfassung. Daraus ergebe sich eine Schutzpflicht des Staates und auch die privaten Diensteanbieter müssten das Fernmeldegeheimnis achten.
Het gaat uiteindelijk dus toch weer niet om de privacy van de overledene.
Fascinerend is trouwens ook dat de ouders wel de login-gegevens van hun dochter hebben, maar desondanks niet (meer) bij de chats kunnen. De pagina werd door Facebook omgezet in een herdenkingspagina:
Die Mutter hatte nach eigenen Angaben sogar die Zugangsdaten zu dem Account. Allerdings war das Netzwerk von einem Nutzer, der mit der Tochter auf Facebook befreundet gewesen ist, auf deren Tod hingewiesen worden – woraufhin ihr Account in den sogenannten Gedenkzustand versetzt worden war. Das heißt, niemand kann sich bei einem Konto im Gedenkzustand anmelden. Facebook hat in den vergangenen fünf Jahren zwar manches geändert. So ist es Nutzern jetzt möglich, zu Lebzeiten einen Nachlasskontakt zu bestimmen. Aber: Auch er kann sich nicht bei dem Konto anmelden oder alte Chats lesen.
Dus dit gaat niet alleen om privacy, maar ook om de vraag of je digitale communicatie kunt erven, zoals je dat met analoge documenten kunt.

Gerelateerd
Geen obductie ivm privacy na de dood
De privacy van een dood zestienjarig meisje
De privacy van de doden #archivecamp
Privacy na de dood
Persoonlijke levenssfeer van overledenen
De boekhandel die je hele boekenkast verwijdert

Afbeelding: Johannes Thopas, Portret van een overleden meisje, waarschijnlijk Catharina Margaretha van Valkenburg

dinsdag 18 oktober 2016

Het recht op vergetelheid

Ik had het gemist, maar het Belgische Hof van Cassatie heeft eind april geoordeeld dat het recht op vergetelheid ook kan gelden voor krantenarchieven die online geplaatst worden. Hier vind je het hele arrest in het Frans (PDF). De samenvatting hieronder is gebaseerd op een analyse van Joris Deene in META 2016/7.

In deze zaak ging het om iemand die vroeger veroordeeld was voor een verkeersongeluk, waar in Le Soir een artikel aan gewijd was. Hierin werd hij met naam en toenaam genoemd. Recentelijk plaatste de uitgever het hele krantenarchief online en ik neem aan dat het toen ook op woord doorzoekbaar werd.
Degene die dat ongeluk veroorzaakte vond dat zijn recht op privacy geschonden werd en verzocht de krant om zijn naam te vervangen door X. De uitgever weigerde dit en die persoon stapte naar de rechter. Daar kreeg hij in eerste en tweede aanleg gelijk, waarna de uitgever in cassatie ging.
En bij het Hof van Cassatie ving de uitgever opnieuw bot.
Het Hof stelt dat er in het Belgische recht een recht op (digitale) vergetelheid is, als onderdeel van het recht op de eerbiediging van het privéleven. En dit recht kan in sommige gevallen een beperking van vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid inhouden. Ik citeer verder Deene even:
Zo kan volgens het Hof van Cassatie een persoon die veroordeeld werd voor een misdrijf zich in bepaalde omstandigheden verzetten tegen het feit dat zijn juridisch verleden opnieuw onder de publieke aandacht wordt gebracht ter gelegenheid van een nieuwe openbaarmaking van de feiten. Het aanbieden van een online archief is volgens het Hof een nieuwe openbaarmaking van het juridisch verlegen van de persoon en is een inbreuk op zijn recht op vergetelheid. Na een balans te hebben gemaakt tussen het recht op vergetelheid van de persoon en het recht van de uitgever om archieven samen te stellen in overeenstemming met de historische werkelijkheid en het recht van het publiek om deze te consulteren, oordeelde het Hof dat het online houden van het niet geanonimiseerd artikel, zeer veel jaren na de feiten, schade toebrengt aan die persoon, die niet in verhouding staat met de vrijheid van meningsuiting van de uitgever.
De uitgever moet in het artikel op haar website (en in eventuele andere databanken) de naam van de persoon vervangen door X en hem een morele schadevergoeding van €1,- betalen.

Deze uitspraak wijkt op één cruciaal punt af van de eerdere Google-uitspraak: daarbij ging het om het verwijderen van persoonsgegevens uit de zoekindex van Google. Het ging daarbij niet om het aanpassen van het artikel waar Google naar verwijst.
In dit geval gaat het dus nadrukkelijk wel om het aanpassen van de digitale reproductie die online staat. Interessant is ook dat het Hof dus de eerste journalistieke openbaarmaking van de persoonsgegevens geen inbreuk acht op de persoonlijke levenssfeer. In het papieren artikel hoeft niets gewijzigd te worden, dus als je die naam per sé wil weten, dan kun je er vast nog wel achter komen.

Wat betekent dit nou voor gedigitaliseerde archieven?
Misschien wel dat je heel goed moet afwegen of het recht op openbaarheid en eenvoudige toegang opweegt tegen het privacyrecht van iedereen die je in je archieven noemt. Maar dat is bijna onmogelijk...

Gerelateerd
Google moet soms mensen vergeten
Recht om te worden vergeten

Plaatje: Press room of the Planet newspaper, Richmond, Virginia 

maandag 29 augustus 2016

Over bewaartermijn, bescherming persoonsgegevens en de Archiefwet

Ik heb daarna de hele uitspraak eens gelezen en ik geloof dat het op zich nog wel meevalt. Als ik het goed lees zijn er twee punten waar de rechter moeite mee heeft:

1. Verwerking van bijzondere persoonsgegevens door IGZ terwijl dat niet mag. Bijzondere persoonsgegevens (oa over gezondheid) mogen alleen verwerkt worden als het gaat om de uitvoering van wettelijke voorschriften die
voorzien in aanspraken die afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene. Mede gelet op de toelichting in de MvT (pagina’s 113-114) ziet deze bepaling op de verwerking van gegevens omtrent gezondheid in de sfeer van de sociale zekerheid, zoals aanspraken op uitkeringen, verstrekkingen of voorzieningen in verband met de gezondheidstoestand van de betrokkene. Daar is in onderhavig geval geen sprake van.
Hieruit volgt dat de verwerking onrechtmatig is en de betrokkene dus op grond van artikel 36.1 van de WBP kan vragen om de gegevens te laten verwijderen.

2. Op basis van artikel 33 van de WBP moet degene die persoonsgegevens verkrijgt, vantevoren de betrokkene informeren over de doeleinden van de verwerking van de gegevens. Daar hoort blijkbaar ook de bewaartermijn van de gegevens bij. Het probleem is hier dan niet dat de IGZ die persoonsgegevens heeft om de klacht te behandelen (of niet), maar dat de persoonsgegevens 10 jaar bewaard worden in verband met toekomstige meldingen. Daar had de IGZ de klaagster over moeten informeren:
De rechtbank overweegt voorts dat eiseres haar gegevens aan verweerder heeft verstrekt met als doel dat haar klacht zou worden onderzocht en behandeld door de IGZ. Door eiseres is onweersproken gesteld dat zij er bij het verstrekken van haar gegevens niet van op de hoogte was dat verweerder alle gegevens gedurende tien jaar zou bewaren. Ter zitting is namens verweerder erkend dat eiseres conform de informatieplicht van artikel 33 van de Wbp geïnformeerd had dienen te worden over het verwerken van haar gegevens. Verweerder verbindt hieraan echter niet de conclusie dat sprake is van verwerken van gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift, op grond waarvan kan worden verzocht om de gegevens te verwijderen, zoals bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wbp.
De rechtbank overweegt dat, door het niet of onvolledig informeren zoals vereist in artikel 33 van de Wbp, eiseres niet in de gelegenheid is gesteld om af te wegen of zij haar gegevens wilde verstrekken indien die standaard gedurende tien jaar zouden worden bewaard. […] Anders dan verweerder is de rechtbank derhalve van oordeel dat het feit dat verweerder eiseres niet heeft geïnformeerd dat haar gegevens gedurende tien jaar zullen worden bewaard in verband met eventuele toekomstige meldingen, tot gevolg heeft dat het bewaren van deze gegevens een verwerking is in strijd met de artikelen 6 en 33 van de Wbp.
Dit is volgens mij de doelbinding waar het in privacy-zaken vaker over gaat. En ook hieruit volgt dat de persoonsgegevens verwijderd moeten worden als een betrokkene erom vraagt, omdat de verwerking onrechtmatig is. Ik weet niet precies of het feit dat de melding door de IGZ niet in behandeling is genomen, hier ook nog een rol bij speelt.

Over de Archiefwet en de selectielijst zegt de rechter trouwens:
De rechtbank stelt voorop dat verweerder is gehouden om persoonsgegevens te verwerken in overeenstemming met de vereisten van de Wbp, ongeacht de bepalingen in de Archiefwet en het beleid in het BSD. De verplichtingen op grond van de Archiefwet en het beleid op grond van het BSD zijn derhalve niet van toepassing voor zover die toepassing zou leiden tot strijd met de Wbp. Verweerder heeft dit ter zitting erkend. Het aanhalen van deze regelgeving in het bestreden besluit kan derhalve niet dienen als onderbouwing van verweerders standpunt dat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met de Wbp.
Persoonsgegevens zijn geen archiefstukken, lijkt de hieraan ten grondslag liggende redenering te zijn. De uitspraak van de rechter gaat ook alleen over het verwijderen van de (bijzondere) persoonsgegevens, niet over het vernietigen van de archiefbescheiden. (Want de informatie mag – zonder de persoonsgegevens – best 10 jaar bewaard blijven om later in verband te brengen met andere klachten.)

Dus, de onrechtmatige verwerking is hier de crux en daarmee denk ik dat deze uitspraak niet betekent dat overheden en archieven nu allerlei gedoe met het bewaren of vernietigen van persoonsgegevens krijgen. Zolang daar maar een wettelijke basis voor is.

zondag 28 februari 2016

Schaduwarchieven: een deel van akten keert terug

In de tweede helft van de jaren vijftig en de eerste helft van de jaren zestig reed Roelf Raven (dat zou deze kunnen zijn) kriskras door Nederland om bij de rechtbanken de dubbelen van de akten van de burgerlijke stand op te halen. Hij verzamelde deze in Amsterdam, van waar ze naar de Nederlandse Antillen verscheept werden. In diezelfde periode kwamen echter ook alweer akten terug naar Nederland. Dat zit zo.

Terugvoering om de tien jaar
Blijkbaar was het in 1953, toen het besluit genomen werd om de dubbelen naar het buitenland te verplaatsen, de bedoeling om iedere tien jaar weer een deel van de akten naar Nederland terug te halen. E. J. Hoogenraad, secretaris-generaal van het ministerie van Justitie schreef  in september 1964 in ieder geval aan de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW):
...dat de terugvoering van de ingevolge de wet van 23 juli 1953, stb. 360 naar het buitenland afgevoerde registers van de B.S. om de tien jaren zal plaats vinden. Het was de bedoeling van [sic] de registers over de jaren 1883 tot en met 1892, welke op 18 april 1956 zijn afgevoerd, in 1962 zouden teruggebracht worden.
Door gebrek aan scheepsruimte kon evenwel in 1962 en 1963 de terugvoering niet plaatsvinden. Thans kan binnenkort de aankomst van deze registers (174 kisten) worden verwacht.
Het is de bedoeling, dat in 1972 de registers van de B.S. over de jaren 1893 tot en met 1902 zullen worden teruggevoerd en elke 10 jaren later de volgende 10 jaargangen.
In oktober 1964 laat de Algemene Rijksarchivaris, Herman Hardenberg, aan de staatssecretaris van OKW weten dat de registers in Nederland zijn en dat hij ze voorlopig heeft opgenomen in het hulpdepot aan het Westeinde in Den Haag. Ze zijn gesorteerd en zullen binnenkort naar de rijksarchieven in de provincies worden verplaatst.

Tegelijkertijd verzocht hij de staatssecretaris of zijn departement voor het opstellen van het benodigde Koninklijk Besluit kon zorgen.

En dan begint het gedoe
De rijksarchivaris in Noord-Holland meldde op 23 november 1964 dat
de inhoud van kist 124 dermate beschadigd is, dat zij als geheel verloren beschouwd moet worden.
De inhoud van kist nr. 124 bestond uit:
  1. De 10-jaarlijkse tafels van 1883 t/m 1892 van geboorten van de gemeente Amsterdam van S t/m Z.
  2. De 10-jaarlijkse tafels van 1883 t/m 1892 van huwelijken en overledenen van de gemeente Amsterdam van A t/m Z.
  3. De jaarlijkse tafels van 1883 t/m 1892 van geboorten, huwelijken en overledenen van de gemeente Amsterdam.
En ook uit Utrecht kwam een briefje dat er registers en klappers ontbreken.

De Algemene Rijksarchivaris wees de Minister van Justitie er op dat de Amsterdamse tafels verloren zijn gegaan en dat hij voor de oplossing moet zorgen.
Daar ingevolge artikel 27 van het Burgerlijk Wetboek de bewaarders aansprakelijk zijn voor "het rigtig houden en bewaren der registers", zou ik het op prijs stellen, indien Uwe Excellentie het daarheen wilt leiden, dat van genoemde onder uw verantwoordelijkheid verloren gegane registers alsnog een copie wordt vervaardigd ter overdracht aan de Rijksarchiefdienst.
Hij stuurt een paar weken later een concept-KB voor de overbrenging van de registers naar de staatssecretaris van OKW. Daarin heeft hij in artikel 3 opgenomen dat de Minister van Justitie de beschadigde of verloren gegane registers laat vervangen door "fotografische reproducties van de in de gemeenten bewaarde dubbelen."
Ik heb nog niet achterhaald of en wanneer dit KB is vastgesteld, maar als het gebeurd is, dan heeft dat een hele tijd geduurd. In november 1965, bijna een jaar na zijn eerste briefje, laat de rijksarchivaris van Noord-Holland weten dat hij nog altijd op de reproducties van de beschadigde registers wacht.

Ondertussen had Hardenberg de rijksarchivaris van Utrecht wel laten weten dat de registers van Rhenen en Veenendaal terecht waren. Hij had ze na lang zoeken gevonden en zal ze binnenkort naar Utrecht sturen. En dan schrijft hij twee zinnen, waar een hele wereld achter zit:
Wellicht kan mevrouw Polak - de Booy ze a.s. woensdag meenemen, als ze toch naar het Algemeen Rijksarchief komt om een schrijfmachine en briefpapier af te halen. Helaas zijn ze door vocht beschadigd.
Wat mij dan wel verbaasd, maar daar kom ik vast nog wel een keer op terug, is dat ik bij de RHC's in de inventarissen van de dubbelen helemaal niets over vermissing, reproductie of zelfs een verblijf in het buitenland terug zie.

Bron
NL-HaNa, RAD Rijksarchiefinpectie, 1960-1969, 2.14.10, inv.nr. 120

zondag 21 februari 2016

Schaduwarchieven: waar zijn de duplicaten van de archiefkaarten?

Luchtopname. Curaçao. Marinebasis Parera
Luchtopname van Marinebasis Parera op Curacao uit 1960. Bron: Gahetna

Afgelopen week vroeg iemand waar de kopieën van de archiefkaarten van de bevolkingsregisters nu eigenlijk waren. Het korte antwoord is: vernietigd. Maar natuurlijk is er een langer antwoord te geven.

Even recapituleren
Begin jaren vijftig besloot de regering dat het wenselijk was om reserve-kopieën te hebben van allerlei documenten, zodat in het geval van een vijandige (Russische) inval een regering in ballingschap daar over kon beschikken. Om die reden werden onder andere de dubbelen van de akten van de burgerlijke stand naar Curaçao verplaatst.
Maar de regering bedacht ook dat het bij een inval zinvol kon zijn om de gehele bevolkingsadministratie te vernietigen, zodat de bezetter daar geen gebruik meer van kon maken. Volledige vernietiging was natuurlijk een heel drastische maatregel met grote gevolgen op de langere termijn. Daarom besloot de ministerraad in 1951 dat alle archiefkaarten van de bevolkingsadministratie gekopieerd moeten worden om naar een veilige plek buiten Nederland te worden verplaatst.

Waar zijn de kopie-archiefkaarten nu?
We weten al dat de dubbelen van de akten van de burgerlijke stand in 1975 terug kwamen naar Nederland. (Ik heb me nu weer voorgenomen daar nog iets uitgebreider over te schrijven.) Maar wat is met die andere kopieën die op Curaçao lagen gebeurd?
Het overgrote deel is waarschijnlijk vernietigd, aangezien het toch maar kopieën waren. Begin 1975 schrijft de Secretaris-Generaal van het ministerie van Defensie aan zijn minister:
Gezien de moeilijkheden die na de Tweede Wereld Oorlog zijn ontstaan door de vernietiging tijdens de oorlog van bevolkingsregisters is na de Tweede Wereld Oorlog besloten om elders duplicaten van bevolkingsregisters op te leggen. Dit is gedeeltelijk gebeurd in de vorm van micro-films, gedeeltelijk in de vorm van archiefbladen. Deze stukken zijn opgeborgen in kisten gemerkt IBR en in Curaçao opgeslagen. Naar het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de heer J.H. Minkhorst, mij mededeelde, is men in 1962 met deze aangelegenheden gestopt. De gegevens die op micro-films waren opgeslagen, zijn naar Nederland teruggezonden en er is machtiging gegeven om de archiefbladen te vernietigen. De heer Minkhorst meende zich te herinneren dat dit gebeurd was door deze kisten verzwaard te dumpen in de Oceaan. Mochten er op het ogenblik in Curaçao nog kisten aanwezig zijn met archiefbladen van het bevolkingsregister, welke kisten dan gemerkt moeten zijn met de letters IBR, dan kan tot vernietiging daarvan worden overgegaan. Hij vroeg wel de nodige waarborgen dat dit met zorgvuldigheid zou geschieden.

Met andere woorden, de papieren kopieën liggen ergens tussen Curaçao en Den Helder op de bodem van de oceaan. De microfilms zijn blijkbaar wel terug gestuurd, maar ik weet (nog) niet waar die terecht zijn gekomen.

Bron
NL-HaNA, Defensie / Gewoon en Geheim Verbaalarchief, 2.13.151, inv.nr. 6308

Gerelateerd
Schaduwarchieven: twee wetten
Schaduwarchieven: de dubbelen van de Burgerlijke Stand keren terug
Schaduwarchieven: kopieën van het archief-bevolkingsregister
Schaduwarchieven: vernietiging en werkverschaffing
Schaduwarchieven: De dubbelen worden verzameld in Amsterdam

zondag 31 januari 2016

Thunderbirds, archieven en vervanging


Thunderbirds Are Go S01E03 door racedaily

Om een losgeslagen ruimtemijn onschadelijk te maken, hebben de Thunderbirds een code nodig die op een gescand formulier staat.  Helaas is de scan slecht, waardoor het laatste cijfer onleesbaar is. Gelukkig wordt het papieren formulier bewaard in een gigantisch archiefdepot onder Londen. De dienstverlening is nogal krakkemikkig: een robot-telefoniste, een receptioniste, formulieren en een commissie liggen dwars. Maar Miss Penelope en haar chauffeur Nosey laten zich niet uit het veld slaan...
Thunderbirds are go!

woensdag 30 september 2015

Vermoorde Petra Pazsitka leefde verder als Frau Schneider


In juli 1984 ging de 24 jarige Petra Pazsitka in Braunschweig naar de tandarts. Daarna is niets meer van haar vernomen. Ze werd als vermist opgegeven en Aktenzeichen XY... Ungelöst (het Duitse Opsporing Verzocht) besteedde er begin 1985 bovenstaande aflevering aan.

Terzijde: als kind heb ik daar heel veel afleveringen van gezien. Vond het ook altijd een fascinerende naam voor een programma. Het archief zat er toch al vroeg in...

Er was zelfs in 1986 iemand die toegaf dat hij Petra vermoord had (al trok hij die verklaring later weer in). In 1989 werd de vrouw, ondanks dat er geen stoffelijk overschot was gevonden, officieel dood verklaard.
Tot vorige week, toen de politie een huis in Düsseldorf doorzocht na een inbraak en daar bij "Frau Schneider" een oude identiteitskaart van Petra Pazsitka vond. Blijkbaar had ze haar verdwijnen in 1984 goed gepland (ze had in ieder geval een kleine €2000 opzij gezet), waardoor ze ruim 30 jaar een nieuw leven kon leiden.


Een voorwaarde was in ieder geval dat ze alles contant betaalde:
Wie die „Braunschweiger Zeitung“ berichtet, hatte sie kein Konto und war auch nicht versichert. Von der Miete bis zum Strom habe sie alles bar gezahlt. Offenbar reichte das, um viele Jahre nicht gefunden zu werden.
Dat ze zo snel geïdentificeerd kon worden, kwam trouwens door een administratieve (archivistische) fout.
Dass Petra Pazsitka so schnell identifiziert werden konnte, lag übrigens auch an einem bürokratischen „Versäumnis“ der Braunschweiger Beamten: Eigentlich müssen laut Bosse vermisste Personen aus dem System gelöscht werden, wenn sie für tot erklärt wurden. Bei Petra Pazsitka war das aber nicht passiert.
En blijkbaar worden de dossiers van onopgeloste moordzaken in Braunschweig ook niet zo snel vernietigd:
Zum „Mordfall Petra Pazsitka“ sagte der Braunschweiger Polizeisprecher Joachim Grande: „Wir klappen den Deckel jetzt zu. Wir hatten den Aktenordner hier noch stehen.”
Waarom Pazsitka "verdween" is trouwens niet duidelijk.

Gerelateerd
Monique Jacobse krijgt haar identiteit terug
Susan LeFevre was 32 jaar Marie Walsh
Drie keer gestorven, vijf jaar cel
Dood of levend?
De kano-man voer naar Panama
De bankier die toch niet dood was